Kleine merken maandag: Het korte leven van Monica
Vrouwennamen en auto’s: het is een combinatie die vaker voorkomt. Mercedes-Benz is genoemd naar Mercédès, de dochter van de Oostenrijkse zakenman Emil Jellinek, de Lotus Elise kreeg zijn naam van Elisa, de kleindochter van voormalig Lotus-eigenaar Romano Artioli en het weinig bekende Franse merk Monica werd vernoemd naar Monique, de vrouw van de Franse industrealist Jean Tastevin.
Hij was eigenaar van de Compagnie Francaise des Produits Metallurgiques (CFPM), een bedrijf dat zich specialiseerde in treinwagons. Tastevin zag echter aankomen dat de vraag daarnaar geleidelijk zou afnemen, dus begon hij CFPM eind jaren zestig in een andere richting te sturen. Zo zocht hij een alternatieve bestemming voor zijn fabriek in Balbigny, nabij Lyon. En aangezien hij een groot autoliefhebber was, besloot hij een sportwagen te bouwen.
Bij toeval las hij een verhaal in een Frans autoblad over Chris Lawrence, een Britse constructeur die in de Engelse racewereld bekend was geworden door zijn snelle Morgans, die werden aangedreven door extreem getunede Triumph-motoren. Op de British Racing Car Show in Londen had Lawrence een nieuwe 2,6 liter-variant gepresenteert met meer dan 150 pk.
“De ontwikkeling van de Monica duurde jaren langer dan gepland”
De krachtbron leek Tastevin ideaal voor zijn gedroomde sportwagen. Hij was krachtig genoeg en was bovendien kleiner dan 2,8 liter. Iets wat belangrijk was in Frankrijk, want auto’s met grotere motoren werden daar door de fiscus zwaar belast. Tastevin nam contact op met Lawrence en vroeg hem of hij vijfhonderd motoren per jaar kon leveren. Dat kon Lawrence niet.
Het werd hem echter snel duidelijk dat Tastevin totaal niet wist waarmee hij bezig was. Daarom stelde Lawrence voor om de volledige ontwikkeling van de beoogde sportwagen op zich te nemen. Bovendien overtuigde hij Tastevin ervan dat er een veel betere markt was voor een grote vierdeurs sedan dan voor een luxe sportcoupé. Dus werd het idee voor de Monica, zoals de auto was gedoopt, omgegooid.
Lawrence vond dat zijn Triumph-krachtbron niet geschikt was voor de Monica. Hij besloot daarom een 3,4 liter V8-racemotor te gebruiken, maar liep daarbij tegen veel problemen aan. De achtcilinder was zo onbetrouwbaar dat Tastevin in 1972, vlak voor het begin van de Monica-productie, besloot over te stappen op een 5,6 liter V8 van Chrysler, die in de Monica 560 gekoppeld was aan een drietraps TorqueFlite-automaat of een handgeschakelde ZF-vijfbak.
De ontwikkeling van de Monica duurde jaren langer dan gepland. Lawrence bleef veel te lang sleutelen aan zijn temperamentvolle V8, het ontwerp van de Monica werd diverse keren aangepast en door nieuwe Europese veiligheidsregels moesten op een gegeven moment de brandstoftanks verplaatst worden. Ze zaten eerst in de flanken, maar dat was te gevaarlijk bij een aanrijding.
LEES OOK: KLEINE MERKEN MAANDAG – HET BUGATTI VAN ROMANO ARTIOLI
Uiteindelijk werd de Monica 560 na slechts een korte testperiode vrij gehaast in productie genomen. In 1973 rolde er in Balbigny een kleine voorserie van de band, waarna de volledige serieproductie van start ging. CFPM bouwde één à twee Monica’s per maand, die in Frankrijk ongeveer 164.000 frank kostten (een Rolls-Royce Silver Shadow kostte slechts 1000 frank meer). Na een jaar was het echter al gedaan met de Monica. Hoeveel er gemaakt zijn, is niet precies bekend. Het zouden er ongeveer twintig zijn.
De Monica was niet alleen het slachtoffer van de wereldwijde oliecrisis, maar ook van de wispelturige Tastevin, die vond dat CFPM half jaren zeventig op te veel verschillende gebieden actief was. In 1975 zou de Britse sportwagenfabrikant Panther Westwinds het plan hebben gehad om de Monica-productie weer op te starten en naar Engeland te halen, maar daar is het nooit van gekomen.