Column: Melancholie en de Marlboro men
Na jarenlang succesvol ontmoedigen was er deze week geen houden meer aan. Mijn vader ging in zijn voorjaarsopruiming een paar kasten vol met mijn oude jongensschatten te lijf. Een papieren schat wel te verstaan die bestaat uit ordners vol oude racepersberichten.
Marlboro
Jaren nadat ik ze zorgvuldig opborg, bladerde ik de gevouwen A4-tjes weer door. Het betekende een bijzondere reis. Door een tijd waar je nu – dertig jaar later – in het internettijdperk nauwelijks meer een voorstelling van kan maken. Van de persmeneer bij Marlboro maandagmorgen die na weer zo’n succesvol raceweekeinde voor de sigarettenracers ging tikken, het resultaat honderd keer uitdraaide en op de post deed.
Het was een prachtige periode en dat zeg ik niet alleen omdat ik toen de autosport leerde kennen. De persberichten zijn het bewijs bij uitstek. Ze voeren langs de piek van Senna’s loopbaan. De jaren 1989 en 1990 waarin hij en zijn eeuwige rivaal Prost de concurrentie totaal overvleugelden. Het was ook de tijd zonder Twitter toen het mopperen over die dominantie zich nog beperkte tot de kroeg om de hoek. En zelfs dat waarschijnlijk niet, want zonder kansrijke landgenoot in de F1 was autosport bij lange na niet zo populair als nu.
Droom
Dat had misschien toen snel anders kunnen worden. Bedenk ik me wanneer ik op eerste persberichten over Marcel Albers stuit. Makkelijk is dat niet want wanneer je zijn naam ziet, doet dat nog steeds pijn. Na Jan Lammers en generatiegenoten als Michael Bleekemolen en Arie Luyendijk was hij het eerste aanstormende talent dat serieus op weg naar de Formule 1 leek. Albers studeerde economie in Antwerpen en zo ziet hij er op de publiciteitsfoto’s ook precies uit. Een rustige, serieuze jongen met bijna verlegen ogen. Maar wel eentje die wist wat hij wilde.
Albers gaf na het winnen van de Marlboro Challenge talentenjacht zijn studie eraan om zijn droom na te streven. Hij gaf onomwonden toe naar de top te willen. Dat klinkt vaak als holle grootspraak. Maar bij deze jongen vonden de insiders het realistisch overkomen. Helemaal nadat hij Nederlands kampioen Formule Ford werd en als zesde eindigde in de Opel Lotus klasse. Toen het Europese kampioenschap waar de toppers van morgen met elkaar knokten om promotie richting de F3. Marcel ging over. Met dank ook aan de financiële steun van zijn niet onbemiddelde vader Jacques.
Een dag later
Na een solide eerste jaar in het Britse Formule 3-kampioenschap (vijfde) moest 1992 zijn jaar worden. Met een fabrieks Ralt-Mugen leek Marcel goede kaarten in handen te hebben. De eerste race op Donington won de 24-jarige Nederlander. Ronde twee werd een uitvalbeurt en toen kwam de derde race op Thruxton. Door problemen met de versnellingsbak raakte Albers achterop. Terwijl hij plekken aan het goed maken was, botste Albers op teamgenoot Elton Julian. Onze landgenoot werd gelanceerd over zijn achterwiel en zou de flip niet overleven. Zoals het toen ging, hoorde ik het nieuws pas een dag later.
Ik herinner me nog goed hoe moeilijk ik het te snappen vond dat iets wat zo mooi is als autosport tegelijkertijd zo vernietigend kan zijn. Eigenlijk kom ik daar 24 jaar later nog steeds niet uit. Van sommige dingen moet je maar accepteren dat ze zijn zoals ze zijn. Later in hetzelfde jaar zag ik Marcel zijn vader bij het concours van de Historische Auto Ren Club (HARC) waar hij zijn prachtige Alfa Giulietta Sprint voorbracht. Volgens mij won senior. Met dezelfde zachte glimlach als zijn zoon nam Jacques de beker in ontvangst. Een jaar eerder deed Marcel nog mee met dezelfde auto. Iedereen die erbij was, voelde het verdriet bijna tastbaar in de lucht hangen.
Max
Waarschijnlijk kent vrijwel geen van Max zijn talrijke nieuwe fans het verhaal van Marcel Albers, bedacht ik me terwijl ik de persberichten terug deed in de rode plastic ordners die ze al die jaren bijeen hielden. Alleen al daarom moet je zuinig zijn op dit soort schatten zijn. Ze houden herinneringen levend. Aan wat in Marcel Albers velen zo graag hadden willen zien, maar helaas nooit werd.