De vijf: snelle Europese stationwagens
Deze week presenteerde Audi zijn nieuwe supercar voor gezinnen: de Audi RS6. Het familiemonster herbergt 600 pk en 800 Nm koppel, waardoor de RS6 de barrière van 300 km/h kan doorbreken. En dat terwijl je er met gemak mee op vakantie kunt. Een heerlijk concept, dat al wel decennia oud is. Daarom bespreken we vandaag vijf snelle Europese stationwagens, die je stiekem al een beetje was vergeten.
Citroën XM Break 3.0i V6
De Citroën XM is natuurlijk niet bepaald een sportieve wagen. Het majestueuze topmodel van Citroën uit de jaren ’90 kenmerkt zich door comfort, comfort en comfort. Citroëns beroemde hydropneumatische vering werd in de XM voor het eerst ondersteund door een computer, waardoor de auto ook nog eens erg veilig was. De XM, die in 1990 tot Auto van het Jaar werd verkozen, werd echter te snel in productie genomen en was nogal storingsgevoelig. Maar het lijnenspel van de XM maakte veel goed. De koets werd getekend door Marc Deshamps van Bertone, het designhuis dat eerder al voor de legendarische Citroën BX verantwoordelijk was. De platte, spitse neus met smalle koplampen en grille en de vele ramen die het dak van de XM doen zweven, waren hun tijd ver vooruit. Overigens was Citroën in het begin minder te spreken over het design van Bertone, dat ze te druk vonden in vergelijking met de CX en de DS.
De stationversie, ofwel Break genoemd, werd in 1992 ontwikkeld. En ook in dat slagschip was de zescilinder van Citroën beschikbaar: de 3.0-liter V6. In 1997 kreeg het model een upgrade. De V6 met 5-bak werd opgeschroefd en kreeg 194 pk, 267 Nm koppel, sprintte in 8,9 seconden naar de 100 km/h en stopte pas met accelereren bij 228 km/h. Indrukwekkende cijfers voor de magistrale station, die steeds meer een collectors item begint te worden (alhoewel de eerste generatie nog geliefder is). Vind je een mooie en goed onderhouden XM V6 Break voor een goede prijs, haal ‘m dan op en houd ‘m goed netjes. Grote kans is wel dat je er na een tijdje nooit meer vanaf wilt, mocht je alle problemen in de hand kunnen houden.
VW Passat 2.8 VR6
Dat Volkswagen snelle versies van zijn Passats maakt, is bekend. Van de laatste generatie rollen in Wolfsburg genoeg R-versies van de band. Maar de derde generatie van de bekende stationwagen lijkt toch een beetje vergeten. Die versie had nog steeds de hoekige vormen van de vorige generaties, maar tegelijkertijd genoeg rondingen om ‘m modern te laten aandoen. Iconisch voor deze Passat is het grilleloze stuk tussen de koplampen, waardoor de auto de naam ‘de neusbeer’ kreeg. Helemaal gaaf is de VR6-versie, een echte wolf in schaapskleren. Deze Passat wordt namelijk onderschat bij de stoplichten, omdat alleen een embleem op de neus en de kont verklappen dat er een zescilinder onder de kap ligt.
De derde generatie Passat zag in 1988 het levenslicht. En daar werd ook het nieuwe VR6-blok van Volkswagen voor gebruikt. De 2.8-liter ingespoten krachtbron was ook beschikbaar in de Golf en de sportieve Corrado. En dat blok leverde lekkere prestaties in de Passat. De zescilinder leverde 174 pk, 240 Nm koppel, een acceleratie van 0 naar 100 km/h in 8,3 seconden en topsnelheid van 218 km/h. Mindere cijfers dan het bakbeest hierboven, maar de Passat VR6 is wel een flink stuk lichter dan de XM Break (1325 tegenover 1655 kg). En dus is de Duitser vanuit stilstand een stukje sneller dan de logge Fransman.
Peugeot 206 SW GTI 2.0 16v
De Peugeot 206 moest de legendarische 205 opvolgen. En dan in het specifiek de 205 GTI, die in de jaren ’80 de wereld van hete hatchbacks had veroverd. Een zware taak, die ook (nog) niet is volbracht. De reguliere 206 werd natuurlijk een verkoopsucces, maar de GTI heeft de status van legende nog niet. Eigenlijk omdat ‘ie niet echt beter was dan z’n vader, terwijl Peugeot daar toch wel de tijd voor had. Bekend is ook dat Peugeot een familieversie van de 206 op de markt bracht onder de naam SW. En ja, ook die versie leverden ze als GTI met een 2.0-liter zestienklepper.
Dat blok was wel wat minder krachtig dan in de reguliere GTI (136 tegenover 177 pk), maar Peugeot bewijst er wel mee dat compacte stationwagens niet saai hoeven te zijn. Leuke vormgevingsdetails zijn de hockeystickvormige achterlichten en de verstopte deurhendels van de achterdeuren. De 206 SW GTI heeft standaard een lekkere aankleding, met een leren sportstuur, aluminium pookknop en pedalen, een bekleding van leer en alcantara, een sportonderstel en standaard 16-inch lichtmetalen wielen.
Ook kenmerkend voor de 206 GTI was de aluminium tankdop, die eveneens op deze SW-versie zat. De prestaties doen je niet achterover slaan, maar zijn best aardig als je bedenkt wat voor auto dit is. Het potige 2.0-liter blokje heeft 136 pk, 190 Nm koppel, sprint in 9,3 seconden naar de 100 km/h en heeft een topsnelheid van 208 km/h. Met een gewicht van maar 1.100 kg is de 207 SW GTI een leuke optie als je wat meer ruimte wil, maar toch nog wat plezier wil hebben. En het fijne van dat alles is nu: nette uitvoeringen zijn nu nog heel erg betaalbaar.
Opel Astra OPC Caravan
Autokenners weten direct wat er onder de kap schuilgaat als ze een Opel in de bekende OPC-kleuren langs zien rijden. Anderen niet, want ook deze Astra OPC Caravan is een echte sleeper. Natuurlijk, de grote sportvelgen, het verlaagde onderstel en de spoiler doen al snel vermoeden dat dit geen normale Astra is. Maar deze Opel schreeuwt niet om aandacht zoals de nieuwe RS6 dat wel doet. Deze Astra OPC is veel subtieler en weet z’n krachten goed te verbergen, alhoewel de Caravan al wat opvallender is dan de eerste versie van de Astra OPC in 1999. Zo had die auto, die overigens maar een halfjaar in de showroom stond, weinig spannende extra lijnen ten opzichte van de normale Astra. De BBS-velgen kwamen ook wat goedkoop over.
In 2002 legt Opel een 2.0-liter turboblok in de nieuwe OPC van dezelfde generatie Astra. Ook krijgt de auto wat opvallender bumperwerk en fraaie velgen (die later zelfs op de Maserati GranTurismo verschenen). En Opel lanceert een stationwagen van de OPC in de vorm van deze Caravan. Dat is en blijft de eerste Astra OPC met vijf deuren. Volgende generaties waren geen stationwagens meer in de meest sportieve vorm. Alle andere Astra OPC’s hadden bovendien niet meer dan drie deuren. Het turboblok geeft de Astra OPC Caravan 200 pk, 25o Nm koppel, een 0-100 km/h-sprintsnelheid van 7,8 seconden en een topsnelheid van 231 km/h.
Serieuze cijfers, dus. En hoewel de reguliere Astra een saaie en inspiratieloze auto is, ziet de blauwe OPC Caravan er stiekem wel heel fraai uit. Wie hebberig wordt, moeten we teleurstellen. In totaal bouwde Opel zo’n 600 exemplaren van deze versie. En dus moet je erg je best doen om er eentje te vinden. En dan maar hopen dat ‘ie nog mooi, origineel en betaalbaar is.
Saab 9-3 2.8T V6 Sport Estate
Het is de allersterkste van dit lijstje, maar ook van een merk dat niet meer bestaat. Toeval? Geen idee. Onze redacteuren zagen dat einde in 2006 al wel een klein beetje aankomen, toen ze in het jaarboek deze auto beschreven. ‘Saab moet zich verdraaid goed op de toekomst richten om niet te eindigen met een epiloog van onbeduidende updates.’ Toch werd van deze 9-3 2.8T V6 Sport Estate wel verwacht dat ‘ie weer geld in het Zweedse laatje zou brengen. Concurrenten in die tijd waren de Alfa 156 Sportwagon en de BMW 3 Serie Touring. Overigens werd deze Saab in het GM-tijdperk gebouwd, waardoor deze 9-3 overeenkomsten had met het merk hierboven: Opel. Het grote pluspunt van deze Saab ten opzichte van die wagens, is de V6-krachtbron. In 2006 schrijven wij over ‘een juweel van een motor’ die ‘onder alle omstandigheden pakken kracht’ levert.
Hoe vertaalt zich dat in de cijfertjes? Het TD04-turboblok van Mitsubishi levert 250 pk en 350 Nm, en kan soepel met veel plezier naar de 7000 toeren worden gejaagd. Maar ook vanuit stilstand is al 90% van het totale koppel beschikbaar. Een sprint naar de 100 km/h is al in 6,9 seconden gedaan en de Saab stopt past met accelereren bij 245 km/h. Heerlijke cijfers, totdat je je op een gladde ondergrond bevind. Want 250 pk is dan toch net wat teveel vermogen voor een voor een voorwielaangedreven auto. Desalniettemin was de Saab 9-3 2.8T V6 Sport Estate een heerlijk snelle stationwagen en is ‘ie dat nu nog steeds. Uiterlijk is de stationwagen ook fraai, met een dikker wordende daklijn en achterlichten die het uiterlijk van een blok ijs hebben. In 2011 mocht het allemaal niet meer baten, toen Saab helaas op de fles ging.