Kleine Merken Maandag: De manie van Bruce Mohs
Halverwege de jaren zestig was de geestverruimende drug LSD in de Verenigde Staten nog legaal. En dat verklaart misschien het bestaan van de Mohs Ostentatienne Opera Sedan.
Het monsterlijke apparaat is het geesteskind van Bruce Mohs, een Amerikaanse ondernemer die in Madison, Wisconsin een onderhoudsfirma voor watervliegtuigen runde. Hij wilde met zijn bedrijf graag actief worden op andere gebieden en ontwikkelde in de jaren zestig een motor met zijspan, waarvan het zijspan gebruikt kon worden als boot. Tja…
“En dan het uiterlijk. Tja, dat was zo over the top dat het karikaturaal werd”
Mohs had zijn zinnen echter gezet op een eigen automerk, dus kwam hij in 1967 op de proppen met de Ostentatienne Opera Sedan. Het voertuig stond op een truckchassis van International Harvester en was 6,25 meter lang, 2,9 meter breed (!) en 1,75 meter hoog. Licht was de Ostentatienne uiteraard ook niet. Hij woog bijna 2800 kg.
Onder de motorkap lag een 250 pk sterke V8 – eveneens uit de schappen van International Harvester – dus kunnen we er gevoeglijk van uitgaan dat de Ostentatienne niet bijster vlot van zijn plek te krijgen was. Op gebied van wielen was de Mohs overigens een trendsetter. Hij rolde op 20 inchers, waar veel moderne auto’s tegenwoordig ook mee zijn geschoeid.
LEES OOK: KLEINE MERKEN MAANDAG – HET KORTE LEVEN VAN MONICA
En dan het uiterlijk. Tja, dat klopte van geen kant en was zo over the top dat het karikaturaal werd. Achter het plaatwerk liepen over de hele lengte van de Ostentatienne stalen veiligheidsbalken, waardoor er geen plek was voor conventionele portieren. Mohs bedacht daarom een grote achterklep, die toegang bood tot het interieur.
Dat interieur was een geval apart. Het dashboard was aangekleed met notenhout en details van echt goud. De stoelen waren bekleed met fluweel en er waren een koelkast, een butaankachel en een 110 volt stopcontact aan boord. Voor het geval inzittenden in het donker de uitgang niet konden vinden (denken we) was er gangpadverlichting.
“Het dashboard was aangekleed met notenhout en details van echt goud”
Goedkoop was de Ostentatienne uiteraard niet. Hij moest in de 1967 zo’n 20.000 dollar opbrengen, wat gecorrigeerd voor inflatie nu zo’n 145.000 dollar is (zo’n 127.000 euro). Het zal dan ook niemand verbazen dat er nooit een exemplaar werd verkocht. Het bleef dus bij één auto, die in 2009 werd gerestaureerd na twintig jaar in een schuur te hebben gestaan.
Wonderwel deed Bruce Mohs begin jaren zeventig een tweede poging om door te breken in de autoindustrie. Hij introduceerde de Safarikar Dual-Cowl Phaeton Metal Top Convertible (yep, Mohs had een flair voor het verzinnen van bizarre namen), een luxe offroader die geschikt zou zijn voor safari’s en jachtpartijen.
LEES OOK: KLEINE MERKEN MAANDAG – HET BUGATTI VAN ROMANO ARTIOLI
Het opvallendste aspect aan de Safarikar zijn de deuren, die door vier metalen staven recht naar buiten worden gedrukt. Daarbij had de Mohs een metalen klapdak en een interieur voor acht personen dat veranderd kon worden in een slaapruimte. De carrosserie van de Safarikar was een vreemde mix van aluminium, PUR-schuim en nepleer.
Uitzinnige opties waren er natuurlijk ook. De vierwielaangedreven Safarikar kon worden uitgerust met een televisie, radiocommunicatieapparatuur en (daar is ‘ie weer) een butaankachel. Op een of andere manier zijn er drie Safarikars geproduceerd, waarvan er momenteel nog twee over zijn.